Wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen, zo zit het

Auteur: Lisa Bekema

02 juni 2021

Vakantiedagen vormen een belangrijke arbeidsvoorwaarde; alle medewerkers hebben het, iedereen heeft het nodig, maar hoe zit nu precies in elkaar? Hoe weet je op hoeveel vakantiedagen jouw medewerker recht heeft, wanneer ze vervallen, onder welke voorwaarden ze gelden of hoe het werkt met verlof opnemen bij ziekte? In deze blog beantwoorden we deze vragen.

Alle medewerkers hebben recht op vakantie, oftewel recht op verlof. Medewerkers bouwen ieder jaar een bepaald aantal uren/dagen verlof op. Hoeveel uren/dagen de medewerker opbouwt, is afhankelijk van wat er in de wet, de geldende cao, het personeelshandboek en de arbeidsovereenkomst staat.

Wettelijk verlof

Wettelijk gezien heeft een medewerker in ieder geval recht op vier keer de overeengekomen arbeidsuren per week. Een medewerker die fulltime werkt (vijf dagen per week, veertig uur), heeft dus recht op twintig (vier x veertig uur) vakantiedagen. In uren komt dat neer op 160 uren. Dit zijn de wettelijke vakantiedagen.

Medewerkers moeten elk jaar hun wettelijke vakantiedagen opnemen. Daar mag vanuit de werkgever geen bezwaar tegen worden gemaakt, ook niet als er sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen. Behalve bij het einde van het dienstverband, mogen wettelijke vakantiedagen niet worden ‘verkocht’ door de medewerker.

Bovenwettelijk verlof

De meeste medewerkers hebben naast het wettelijke verlof ook een aantal dagen/uren recht op bovenwettelijk verlof. Dit staat dan vermeld in de cao, het personeelshandboek of de arbeidsovereenkomst. Wanneer je dus te maken hebt met een fulltimer die vijfentwintig dagen vakantie kan opnemen, zijn dit twintig wettelijke en vijf bovenwettelijke vakantiedagen.

Bovenwettelijk verlof mag, in tegenstelling tot wettelijk verlof, in sommige gevallen wel worden verkocht.

Vervallen van vakantiedagen

Wettelijke vakantiedagen vervallen in principe een half jaar na het jaar waarin ze zijn opgebouwd, bij cao kan hiervan worden afgeweken. De vakantiedagen die in het jaar 2020 zijn opgebouwd, moeten dus vóór 1 juli 2021 worden opgenomen, anders vervallen ze. Dit ligt anders wanneer de medewerker geen mogelijkheid heeft gehad om verlof op te nemen. Hier is echter niet snel sprake van. Voordat de vakantiedagen kunnen vervallen, moet de medewerker tijdig - en het liefst schriftelijk - door de werkgever zijn gewezen op het feit dat de vakantiedagen voor 1 juli opgenomen dienen te worden omdat ze anders per die datum vervallen.

Verlof van de oproepkracht

Medewerkers die oproepkracht zijn (medewerkers met een nulurencontract) hebben ook recht op verlof. Bij een klein contract, een oproepkracht die doorgaans niet veel uren werkt, wordt in de arbeidsovereenkomst vaak de afspraak gemaakt dat het verlof direct wordt uitbetaald in de maand waarin hij heeft gewerkt. Let wel: de opbouw van het verlof is een percentage van de gewerkte uren, hoe dit wordt berekend staat in de CAO of de arbeidsovereenkomst. De oproepkracht krijgt als het ware elke maand zijn verlof die hij in dezelfde maand heeft opgebouwd. De medewerker moet hier wel mee instemmen; dit mag de medewerker niet worden opgelegd. Alle medewerkers hebben immers recht om vakantiedagen op te nemen.

Een zieke medewerker bouwt ook verlof op

Als een medewerker ziek is en tijdens deze periode aanspraak heeft op doorbetaling van (een percentage van) zijn loon, worden er door de medewerker ook vakantiedagen opgebouwd.

Verlopen van vakantiedagen van arbeidsongeschikte medewerkers

Ook de wettelijke vakantiedagen van een zieke medewerker vervallen per 1 juli van het jaar na het jaar waarin ze zijn opgebouwd. Een uitzondering hierop is wanneer een (zieke)medewerker niet in staat is geweest om zijn vakantie op te nemen doordat hij te ziek was of door een langdurige ziekenhuisopname.

Meer weten?

Heb je vragen of wil je meer weten over de vakantiedagen van jouw medewerkers? Neem dan gerust contact op via 088-3210700 of door middel van onderstaand contactformulier.

Lisa Bekema