Uitspraak Hoge Raad: Box 3-heffing nog steeds discriminerend
De Hoge Raad en box 3: wat zijn de ontwikkelingen?
Wie het nieuws volgt, kan het bijna niet ontgaan zijn. Afgelopen donderdag (6 juni 2024) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, ook na de aanpassingen die de afgelopen jaren doorgevoerd zijn, de inkomstenbelastingheffing in box 3 nog steeds in strijd is met het Europees recht. Het rendement wordt namelijk nog steeds op dezelfde forfaitaire manier bepaald. Voor andere beleggingen dan spaartegoeden leidt dat veelvuldig tot situaties dat belasting geheven wordt over een bedrag dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement.
De Hoge Raad heeft daarom bepaald dat rechtsherstel geboden moet worden voor gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Dit rechtsherstel houdt in dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement.
Hoe wordt het werkelijke rendement bepaald?
De Hoge Raad geeft de volgende regels voor het bepalen van het werkelijke rendement:
- Bij de vaststelling van het werkelijke rendement wordt het gehele vermogen (dus inclusief banktegoeden) van de belastingplichtige in box 3 betrokken, zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen;
- Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie;
- Positieve of negatieve rendementen uit andere jaren worden niet meegenomen;
- Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement;
- Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen;
- De daadwerkelijke kosten komen, met uitzondering van financieringslasten, niet in aftrek;
- Ook ongerealiseerde waardeveranderingen horen bij het werkelijke rendement;
- Bij de vermindering van de aanslag wordt geen rente vergoed door de Belastingdienst.
Wat betekent de uitspraak van de Hoge Raad?
Om te beginnen betekent dit dat, voor zover over de jaren vanaf 2017 geen onherroepelijke aanslagen zijn opgelegd, de Belastingdienst verzocht kan worden om de aanslagen op te leggen of te verminderen op basis van het werkelijk behaalde rendement.
Verder is duidelijk dat het maatwerk wordt om te bepalen voor wie deze uitspraak voordeel kan bieden. Een paar schoten voor de boeg:
- Wie zijn hele vermogen in aandelen heeft belegd, kan in een slecht beursjaar (2021) waarschijnlijk wel met dit arrest uit de voeten;
- Wie heel matig renderend vastgoed bezit, kan waarschijnlijk toch niet om vermindering vragen als dit vastgoed toch in waarde gestegen is;
- Datzelfde geldt als dit rendement gedrukt wordt door hoge onderhoudskosten. Deze kosten komen immers niet in aftrek.
Het arrest betekent voor alle duidelijkheid niet dat aanslagen verhoogd worden als je rendement heel goed geweest is. Je hoeft nooit meer belasting te betalen dan je op grond van de huidige wettelijke regeling verschuldigd bent.
Moet ik actie ondernemen?
Staatssecretaris Van Rij heeft direct na de uitspraak al aangegeven dat de Belastingdienst zeker 8 weken de tijd nodig heeft om de gevolgen van de uitspraak in kaart te brengen. Daarna is het aan het nieuwe kabinet om te bepalen hoe dit afgewikkeld wordt en zullen betrokken belastingplichtigen schriftelijk geïnformeerd worden. Wat je zelf alvast kunt doen is de gegevens verzamelen, waarmee aan de hand van de hiervoor genoemde regels het werkelijke rendement kan worden bepaald.
Dirk Hiemstra
Senior Belastingadviseur
Wil je meer weten? Neem dan contact op met Dirk Hiemstra.
Meer weten over belastingadvies?
Lees ook onze andere blogs of neem direct contact met ons op!